Durf te dromen en te dwalen.
Friedricht von Schiller, Demetrius (1857)
Dit ontwerpend onderzoek is een vervolg op een collectief onderzoek binnen het afstudeeratelier ‘The Intermediate Size’ van de TU/e (2018-2019). In dit afstudeerateliet is al verschillende generaties onderzoek gedaan naar het onderwerp ’tussenruimte’ en de tussenmaat’.
Ons collectief onderzoek presenteerde een verkenning naar dit onderwerp, waarbij in dit atelier de focus laf op gebieden in de stad die zich kenmerken door de dominantie aanwezigheid van grootschalige infrastructuur. De drukte en de intensiteit van de grootschalige infrastructuur heeft geresulteerd in een verzameling ruimten die tussen de verkeersinfrastructuur en de omliggende bebouwing liggen. Het eigene aan deze ruimten is dat ze nog bij de bebouwde stedelijke ruimte, noch bij de infrastructuur lijken te horen. De gebieden die hierdoor ontstaan zijn, hebben wij in ons onderzoek aangeduid als tussenruimten.
Een belangrijk onderdeel van het collectieve onderzoek bestond uit het maken van wandelingen in vier door ons geselecteerde infrastructurele knoop- en kruispunten in Rotterdam. Het onbevangen exploreren van de eigenschappen en kwaliteiten van de ruimten stond hierbij centraal.
De ligging van twee analyselocaties ten opzichte van elkaar, namelijk de Spoordriehoek en het Marconiplein, bood mij de gelegenheid om de wandeling langs en tussen deze locaties vele malen te maken. Tijdens deze wandelingen in het spoorzonegebied ten westen van de binnenstad van Rotterdam, raakte ik gefascineerd door de vele bijzondere plekken die dit gebied rijk is.
Ik ontdekte plekken die verwondering opriepen, maar soms ook een gevel van ongemak. Sommige delen in het gebied waren lastig te betreden. Niet altijd duidelijk was of de gebieden betreden mochten worden. Dit gaf een avontuurlijkheid aan mijn wandelingen.
Veel plekken die ik aantrof herbergen niet dezelfde levendigheid als hoogstedelijke openbare ruimtes: op sommige plaatsen kwam ik nauwelijks mensen tegen. De enkele voorbijganger leek zelfs verbaasd op te kijken als hij een andere wandelaar zag. Soms overheerste spontane vegetatie. Deze groene ongereptheid heeft een schoonheid in zich die je niet snel zou verwachten midden in de stad.
Het margeinale, enigszins afgezonderde karakter van het gebied zou door haar eigenschappen gelezen kunnen worden als tegenpool van de omringende stad. Tegelijkertijd zijn de plekken door de centrale ligging vaak goed verbonden met elkaar, en met de stad.
De ruimtelijke condities van de zone langs het spoor heeft geresulteerd in de aanwezigheid van een groot scala aan atypische gebruiksfuncties die lastig een andere plaats krijgen in de stad.
Diverse sportclubs, moestuinen, een volkstuinencomplex en een dierentuin hebben er bijvoorbeeld een plek gekregen. Verschillende groene initiatieven, vaak met een sociale insteek, wijzen erop dat het gebied een belangrijke bijdrage kan leveren aan het (groene) image van de stad. Ze hebben zich verenigd onder de naam ‘De Groene Connectie’.
Op hun website waarin ze bekendheid aan hun initiatieven geven, nodigen ze de lezer uit om het gebied te verkennen en te beleven. Er wordt samengewerkt met de GGD en verschillende andere zorg- en welzijnsorganisaties om mensen in beweging te krijgen het belang van dit gebied voor de stad te erkennen.
Ze beschrijven de kwetsbaarheid an verschillende plekken in het gebied en wijzen op de grote woningbouwopgave die gepland is rondom deze plekken. Niet onterecht is de angst dat het bijzondere karakter van het gebied plaats moet maken voor een meer gangbare stedelijke invulling.
Voortkomend uit mijn fascinatie voor de vele bijzondere plekken die dit gebied rijk is, heb ik mijzelf de vraag gesteld: hoe kan ik het gebied een meerwaarde geven voor de stad, op een manier dat het authentieke niet verloren gaat? Of te wel, hoe kan ik architectuurprojecten op een juiste wijze inbedden in deze bijzondere context en daarbij de nadruk leggen op het versterken van de bestaande kwaliteiten van het gebied?